Het vallen en opstaan van Green Day
Op 2 juli staat Green Day in een uitverkocht Ziggo Dome. De band rondom frontman Billy Joe Armstrong kent tijden van opstaan, vallen en weer opstaan. Het dieptepunt lag ergens nét voor de eeuwwisseling. Green Day was bijna het lachertje van de muziekwereld. Dat diepe dal gaf wel de inspiratie voor de wederopstanding, dat tastbaar werd met het album American Idiot. Daarna ging het snel en groots voor de band.

Terugblik
Zo rond de release van het drieluik ¡Uno!, ¡Dos! en ¡Tré!, sprak Classic Rock Magazine-hoofdredacteur Jean-Paul Heck met de mannen van Green Day. Samen blikten ze terug. Lees hieronder het interview van toen.
GREEN DAY: ‘ER LIGT ALTIJD EEN MEESTERWERK OP DE LOER’
Met de song Basket Case werden ze in 1994 in één klap wereldberoemd. Zes jaar later was Green Day echter het lachertje van de punkscene. “We dachten dat het feest over was voor ons”, geeft voorman Billy Joe Armstrong nu grif toe. Maar de ommekeer kwam in 2004 met de onwaarschijnlijke rockopera American Idiot. Met dank aan het falend beleid van George Bush.
Nu is Green Day een stadionact van het kaliber Coldplay en de Red Hot Chili Peppers. Met hun laatste album Saviors dat vorig jaar verscheen, tikte de band zelfs weer bijna het niveau aan van hun meesterwerk American Idiot. Op 2 juli staat de band in de Ziggo Dome in Amsterdam. We blikken hier terug met een vintage interview dat Classic Rock Magazine-hoofdredacteur Jean-Paul Heck in Los Angeles met de band had. Samen blikten ze terug op het roemruchte en niet altijd vlekkeloze leven van de band.

En daar stond hij dan. De kleine Billy Joe Armstrong uit een arbeidersmilieu. Nog geen 30 jaar, rockmiljonair, maar doodongelukkig. De voorman van het ooit zo roemruchte Green Day, was gedegradeerd tot het lachertje van de Amerikaanse rockscene. Goed, hij wist natuurlijk hoe vergankelijk roem kon zijn, maar had hij met het album Warning niet net zijn beste werkstuk afgeleverd? De plaat was echter geflopt en met zijn trio stond hij samen met puberpunkbandje Blink 182 op één poster. Voor een co-headlining tour nog wel. Waar was het fout gegaan? Armstrong weet zoveel jaar later nog altijd geen antwoord op die priemende vraag. “We deden zo ons best, maar we werden door iedereen die ons zes jaar daarvoor in de armen had gesloten, keihard uitgelachen. De oude punkscene was al eerder over ons heen gevallen. Maar nu maakte iedereen ons belachelijk. De fans, oude bekenden en zelfs de vriendenkring om ons heen.” We schrijven eind 2000, het jaar dat Green Day de meest onhippe band ter wereld was. Hun platenlabel had zelfs moeten smeken om interviews los te krijgen met de muziekpers.
Juli, 2012. De gezichten staan strak hier in de kamer van het prachtige aan het strand van Newport Beach gelegen hotel. De drie jongens zijn net aan komen rijden op drie blinkende motoren. Met hun respectievelijke gezinnen hebben ze in de buurt een eigen optrekje gehuurd. Terwijl de gezinnen op het strand liggen, doen de vaders interviews om de release van het drieluik te promoten. Newport Beach is de meest exclusieve locatie aan de kustlijn van Californië. Maar ook de plek waar Green Day tien jaar terug begon aan de wedergeboorte. “In een huisje verderop schreef ik in 2002 de eerste songs voor American Idiot. Als je het echt zwaar wil aanzetten in je verhaal, kun je best stellen dat dit een soort bedevaartsoord is voor alle fans van Green Day.” Billie Joe Armstrong lacht een beetje als een boer met kiespijn. Zie ze daar zitten op een rijtje. Bassist Mike Dirnt, de verpersoonlijking van een punkrocker. Een rafelend spijkerjasje, blond geverfde haarpunten en twee rijkelijke getatoeëerde armen maken het plaatje compleet. Dirnt is altijd goedlachs en praat gemakkelijk. Drummer Tré Cool daarentegen veel minder. Zijn gezicht staat op onweer en de ogen zijn onrustig. De uitzinnigheid die hij altijd op het podium etaleert, is in het vakantiehuisje achtergebleven. En dan natuurlijk de grote kleine man Billy Joe Armstrong. Die is goed gesoigneerd vandaag. Het eerste dat opvalt zijn de ultra smalle schouders, de kleine gestalte en zijn rollende ogen. Terwijl Armstrong praat, schieten zijn donkere kijkers alle kanten op, maar een rechtstreekse blik krijg je zelden van hem.
Hier zit de band die de punkmuziek veranderde en samen met hen duiken we de Green Day-geschiedenis in. Hun oorsprong ligt in de Bay Area, de verzamelnaam voor het gebied rondom de steden San Francisco, Berkeley en Oakland. Een plek ook waar de punkrage van eind jaren 70 volledig aan voorbij was gegaan. “Er liepen in die periode wel wat punks over straat in Oakland, maar dat waren vooral copycats. Een beetje de zielenpieten van de wijk”, weet Dirnt zich nog prima te herinneren. Maar dat veranderde snel toen de lokale band, Dead Kennedys, naam en faam maakte. Met dank aan de charismatische voorman Jello Biafra die de punkbeweging in en rondom San Francisco opeens een gezicht gaf. Terwijl New York koketteerde met de looks van The Ramones en Blondie, adopteerde de jeugd aan de westkust snel de Britse look, compleet met piekhaar, kettingen en sluitspelden. Winston Smith, hoesontwerper van een aantal Dead Kennedys-covers en het Insomniac-album van Green Day, weet precies wanneer punk er echt voet aan wal zette. “Op nieuwjaarsdag 1978 werd in Berkeley het punkpodium aan Gilman Street 924 geopend. Die ene club zorgde in sneltreinvaart voor de ommekeer.”
Armstong was een van de eerste bezoekers. “In eerste instantie vond ik het een plek om bang van te worden. Hier speelden bands zoals Black Flag, The Germs en natuurlijk Dead Kennedys en dat waren ongeleide projectielen. Maar de scene was niet puur gericht op vernieling en chaos. In die tijd las ik het magazine Search and Destroy en het had behoorlijk wat diepgang. Het bevestigde eigenlijk dat de punkscene in de Bay Area vanaf het begin intelligent en doordacht was.” Search and Destroy had echter niet de invloed van een ander punkblad dat onder de naam Maximumrocknroll (MRR) vooral de maatschappelijke betekenis van de punkmuziek definieerde. Armstrong: “Ze hadden ook een eigen radioshow met live-optredens en de tapes daarvan waren razend populair in de undergroundscene. Door zo’n tape werd ik op pad gezet van de punk.” Gilman Street werd al snel het centrum van deze nieuwe beweging. Het was een plek waar intellectuelen en straatvechters elkaar troffen. De universiteit van Berkeley stond bekend om zijn vrijdenkers, terwijl het naastgelegen Oakland een bedenkelijke reputatie had. Tim Yohannan, die eerder de oprichter was van MRR, wierp zich op als de grote man achter het nieuwe podium aan Gilman Street. Volgens Dirnt was Yohannans initiatief van enorm belang. “Zonder Tim hadden wij hier niet gezeten. Hij zorgde ervoor dat de bandjes konden spelen op een goed podium en dat er binnen niet werd gevochten. Hij benaderde de opening van Gilman Street alsof hij een nieuwe supermarkt opende.”
Uitgerekend de kleine Armstrong wierp zich samen met Dirnt, toen nog gewoon luisterend naar de naam Michael Pritchard, op om in de beveiliging van de club te werken. Armstrong: “Op die manier konden we gratis naar concerten en kijken naar de grote punkbands.” Dirnt vult hem aan. “Daar kwamen wij allebei tot het besef wat we met ons leven wilden. We kregen een andere kijk op normen en waarden en eigenlijk op de gehele maatschappij. Die periode veranderde ons als mens.” Het werd de hoogste tijd om een eigen band op te richten en het tweetal startte samen met ene John Kiffmeyer het collectief Sweet Children. Deze oudere drummer bleek van grote invloed te zijn. “John leerde ons om direct, open, brutaal, maar vooral ook zakelijk te zijn. Hij zei altijd tegen ons: ‘Je moet niet alleen met je pik spelen, maar ook met je hoofd. Anders ben je zo weer aan het vakken vullen’”, aldus Dirnt. Bad Religion-gitarist Brett Gurewitz was bij een van de eerste optredens van Sweet Children in Gilman Street. “Het eerste wat mij opviel was dat zij net als Bad Religion ook koortjes in hun songs verwerkten. Daarnaast beheersten ze hun instrumenten en dat was voor een punkband vrij uniek.”
Armstrong kan zich die periode nog perfect herinneren. “Alles naast muziek was ballast voor mij. Ik leefde 24 uur per dag met mijn gitaar en mijn liedjes. Ik had geen vaste verblijfplaats, maar dat interesseerde mij totaal niet.” Veel van de songs die later op de Green Day-albums 39/Smooth, Kerplunk en Dookie verschenen, schreef hij in deze periode. “Als ik nu terugkijk waren dat mijn meest productieve jaren. Ik had geen geld, geen huis en eigenlijk geen toekomst. De perfecte bron voor het schrijven van songs.” In die tijd maakte ook de band Operation Ivy snel naam en faam in de regio van Oakland en Berkeley. Leider Tim Armstrong, die later de voorman van Rancid zou worden, leerde zijn naamgenoot al vroeg kennen. “Billy Joe had eigenlijk vanaf dag één ‘superster’ op zijn voorhoofd staan. Hij was leergierig, maar ook eigenwijs. Toegankelijk en tegelijkertijd licht arrogant.” De Green Day-zanger geeft dat grif toe. “Ik was indertijd een vervelend kereltje, maar zonder Operation Ivy zou er nooit een Green Day zijn geweest. Zij waren onze rolmodellen.” Het leidde uiteindelijk in 1989 tot het debuutalbum 39/Smooth dat uitkwam op het Lookout! Records-label van onder meer mede-oprichter Larry Livermore. “Ik was erg tevreden met dit debuut, maar merkte vooral aan Armstrong en Dirnt dat ze meer wilden. Bekend zijn in de Bay Area-punkscene bleek al snel niet goed genoeg.” Drummer Kiffmeyer wilde graag een opleiding afronden, Dirnt wist het allemaal nog niet en voor high school drop out Armstrong was studeren al helemaal geen optie. “Op dat moment beseften wij dat we op zoek moesten gaan naar een andere drummer”, weet Dirnt. Die andere drummer werd Frank Edwin Wright III, nu beter bekend als Tré Cool. “Ik had maar één simpele ambitie: rockster worden. Daar moest alles voor wijken.” De onvoorspelbare en soms knettergekke drummer overrompelde de andere twee bij de eerste repetitie met zijn energieke spel. Dirnt: “Vanaf het moment dat Tré achter het drumstel kroop, waren wij een topband.” Met Kiffmeyer werd nog wel de tweede plaat Kerplunk ingespeeld, maar daar bleef het bij. Het nieuwe Green Day was een feit. Topproducer Rob Cavallo, die onder meer Dookie, American Idiot en ook het drieluik Uno!, Dos!, Tre! produceerde, weet waarom de band meteen appelleerde aan een groot publiek. “Het waren nog tieners toen ze begonnen. Ze waren agressief, maar niet bedreigend. Ze zagen er leuk uit, maar niet op een conventionele manier. En het waren niet van die punktypes die je televisie zouden stelen om drugs te kunnen scoren.”
Het leidde uiteindelijk in 1993 ook tot het vertrek bij Look Out! Records. Alle grote labels wilden Green Day, maar uiteindelijk ging Warner met de hoofdprijs aan de haal. Armstrong: “REM zat bij het label, maar ook The Replacements en The Ramones, mijn favoriete bands.” De eerder genoemde Rob Cavallo, zoon van voormalig Prince-manager Bob Cavallo, nam de drie jongens op sleeptouw. “Ik werkte bij Warner als artiestenbegeleider, maar had de ambitie om producer te worden. Ik kreeg een tape in handen waarop de songs Basket Case en Longview stonden. Onderweg naar kantoor deed ik de cassette in mijn autoradio en ik wist het gelijk. Ik moest Green Day tekenen en wilde ze koste wat het kost zelf produceren.” Cavallo, die zelf al vijf jaar zonder enig opzienbarend succes zijn salaris bij Warner opstreek, had het succes misschien wel harder nodig dan de band. Armstrong: “Hij kwam met zijn auto naar San Francisco om ons te zien en te tekenen. Eigenlijk was Rob vanaf onze eerste ontmoeting een vierde bandlid.”
Vanaf dat moment ging de trein rollen. Nou ja, behalve dan in de punkscene van de Bay Area. Tré Cool: “Vanaf de dag dat onze eerste clip op MTV kwam, waren wij de aartsvijanden. Wij mochten niet meer spelen in de Gilman en ook niet in de Fillmore in San Francisco. Sterker nog, we kregen niet eens de gelegenheid om bandjes van onze vrienden bezoeken.” Bij Green Day-optredens rondom San Francisco kwamen er zelfs jongeren met hanenkammen protesteren voor de deur. Dirnt kan er nog altijd kwaad om worden. “Billy Joe, en ik zeker, komen uit de onderlaag van de Amerikaanse samenleving. Wij aten thuis elke avond macaroni met kaas en we leefden met ons gezinnetje in een trailer. Toen ik mijn eerste miljoen verdiende, heb ik meteen een huis voor mijn moeder gekocht, zodat ze niet meer in die verrotte caravan hoefde te wonen. Fuck die protesterende punkertjes die allemaal uit net middenklasse gezinnetjes kwamen.” De wereld heeft geen boodschap aan de klagende Californische punkertjes. Het debuutalbum Dookie groeit met een verkoop van meer dan 15 miljoen exemplaren uit tot zowel een commercieel als artistiek hoogstandje.
Volgens Eddie Vedder (Pearl Jam) was Green Day samen met zijn groep de meest invloedrijke band in het post-Nirvana tijdperk. “Zij zijn het summum van de punk-revival. Het verbaast mij ook niet dat Green Day als enige punkband uit de Bay Area-scene is die nog altijd meedoet in de eredivisie van de popmuziek. Billy Joe is immers een raspaardje. Een man die niet een stijltje beheerst, maar de fans telkens op het verkeerde been weet te zetten.” Maar talent of niet, Green Day en zeker Armstrong hadden al vanaf Dookie een imagoprobleem. Ondanks het succes veegde de media de band te gemakkelijk op een hoop met veel minder getalenteerde acts zoals The Offspring, Rancid en later Blink 182. “In die periode was ik hevig beïnvloed door Kurt Cobain en Nirvana. Wij deelden een voorliefde voor powerpop van bands zoals Cheap Trick en The Cars. Daarnaast was Kurt een soort van Jezus voor mij. Toen hij dood ging en Nirvana uit elkaar viel, was er opeens een enorme leegte in de muziekwereld.” Een leegte die Green Day een jaar na de dood van Cobain met Dookie even kon opvullen. Even maar, want de media bleef de drie teenagers wegschrijven als eendagsvliegen. “De band had de zogenaamde X-factor, maar dat was ook meteen hun valkuil. Ze hadden het onschuldige van The Beatles uit 1964 en tegelijkertijd de aantrekkingskracht van The Spice Girls. Iedereen hield van ze. Van kinderen tot grootouders, maar dat maakte de band meteen erg kwetsbaar”, aldus Armstrongs goede vriend Michael Stipe van REM. Maar hoe dan ook, het succes is binnen en wat rest is consolidatie.
We gaan even snel met zevenmijlslaarzen vooruit naar 2000. Green Day brengt na Dookie vrij vlot het prima Insomiac (1995) en het mindere Nimrod (1997) uit. Beide geproduceerd door de band in samenwerking met Cavallo. “Goede albums, maar wel een beetje gemaakt op de automatische piloot. We beseften te laat dat het succes uit ons handen glipte”, laat Armstrong nu weten. Bluesgitarist Robert Cray, die onlangs in Nederland was, zat tijdens de opnames van Insomiac in dezelfde studio als de heren. “In mijn studio stond slechts wat instrumentarium. Maar de studio van Green Day leek wel een pretpark. Ze hadden drie studioruimtes waarvan er twee volgestouwd waren met gamecomputers, motors, boards en ander speelgoed. Ik wist niet wat ik zag. Zo kun je jezelf toch niet focussen?” Via dit soort anekdotes zijn we terug bij het begin van dit verhaal. 2000, het moment dat Green Day met Blink 182 het podium op moest. “Toen besloten we om het album Warning te maken. Het maakte toch niets meer uit.” Armstrong en zijn mannen vermoorden in 2000 met dat vijfde album haast bewust hun punkimago. Warning werd een plaat vol rake popliedjes die bijna als vanzelfsprekend door de muziekmedia werd gekapitteld. “Het werd onze grootste flop, maar leidde wel de bevrijding in. Onze hoofden waren leeg en we konden doen wat we wilden. Niemand lette immers meer op ons”, beseft Dirnt anno 2012 terdege. Het was een vrijkaart naar de rockopera American Idiot. Een album vol anti George Bush-teksten, maar ook een werkstuk waarop Armstrong meer dan ooit tevoren zichzelf blootgaf. “Na 9-11 kwam eigenlijk het besef. Ik was 30 geworden. Had een fijn gezin, een mooie bankrekening en een aardige carrière. Maar wat nu? In 2002 heb ik in mijn eentje een poosje een appartement in de East Village in Manhattan gehuurd. Met vrienden zoals Ryan Adams en Jesse Malin heb ik in die periode songs geschreven.”
Het resultaat van deze bevrijdende trip, die ook langs het eerder genoemde Newport Beach leidde, is bekend. Met American Idiot vestigde Green Day zich in 2004 weer aan de top. De band grossierde in awards, werd een stadionact en maakte in 2009 wederom indruk met het door Butch Vig geproduceerde 21st Century Breakdown. Vig, een held van Armstrong en Dirnt omdat hij de geestelijke vader achter Nirvana’s Nevermind was, werd voor de nieuwe drie releases ¡Uno!, ¡Dos! en ¡Tré! echter weer ingeruild voor bandvriend Rob Cavallo. “In de aanloop naar 21st Century Breakdown gedroeg Rob zich als een klootzak, dus besloten we met Butch in zee te gaan. Uiteindelijk hebben we dat uitgepraat en dat is maar goed ook. Hij was van groot belang.” Luisterend naar de trilogie ¡Uno!, ¡Dos! en ¡Tré!, valt meteen de lichtvoetigheid van het materiaal op. De productionele bombast van de eerdere albums heeft plaatsgemaakt voor gevarieerde en transparante powerpop die de band vooral loslaat op de eerste release ¡Uno! “We zijn volstrekt ideeën-loos de studio ingegaan, zoals we dat ook vroeger deden. Alleen nu hadden we de mogelijkheden om elders op te nemen. Het was voor ons belangrijk om weg te zijn uit Oakland en uiteindelijk zijn de songs van de drie albums overal ter wereld ontstaan. Hier op Newport Beach, maar ook in Helsinki, Amsterdam, Berlijn en Tokyo… Overal hebben we spontaan liedjes opgenomen. Uiteindelijk hadden we zoveel bruikbaar materiaal dat er in eerste instantie een dubbellaar werd geopperd. Maar ja, dat heeft iedereen al gedaan. Laat nu Sandinista van The Clash mijn favoriete plaat zijn. Dat is ook een drieluik, dus het antwoord op alle overdaad was simpel.”
